Tijdens de inventarisatie krijgen alle bermen een categorie: van weinig naar veel potentie voor biodiversiteit. Elke categorie is op haar beurt gekoppeld aan een specifiek beheer.
Bij de opmaak van het beheerplan, werken we pragmatisch en proberen we de verschillende behoeften op elkaar af te stemmen: naast het ontwikkelen van de biodiversiteit, moet je ook kijken naar verkeersveiligheid, naar de haalbaarheid voor de uitvoerder, het budget, de werkplanning… het is een hele uitdaging!
Praktisch komt het erop neer dat we vaak al een maaibeurt voorstellen in de maand mei. In mei staan de grassen namelijk in aar, waarin ze een groot deel van hun energiereserves opslaan. Door de aren weg te maaien, neem je de grassen als het ware de wind uit de zeilen: ze hebben dan minder energiereserves voor hun groei het voorjaar erop. In juni staan de grassen tegenwoordig al in bloei, en zitten hun energiereserves weer ondergronds, in de wortels. Dan kun je er niet meer aan. In de 2e helft van juni pas maaien, zoals gebruikelijk is, heeft dus een pak minder impact op de groei van grassen. En meer grassen betekent: minder bloemen.
Maar als het goed is, komen er met de nieuwe beheerplannen langzaam maar zeker véél meer bloeiende bloemen in de bermen van Zuid-Hageland. Dat heet een ‘omvormingsbeheer’: door vroeger te maaien in de lente proberen we de bodem te ‘verarmen’, zodat bloemen meer kansen krijgen; door later te maaien in de herfst zorgen we dat de grasmat kort de winter in gaat en geven we de bloemen in het voorjaar een voorsprong. Daarbij zijn zonnige, brede bermen waarin niet teveel mest terecht komt, de meest interessante.