Maai mei niet... of toch wel?



Delen

Ben je gemotiveerd om in je gazon meer plaats te geven aan bijen, vlinders, sprinkhanen, wilde bloemen…? De kernboodschap van de (Knack-)campagne luidt dat je je tuin niet maait tijdens de maand mei. Zo krijg je meer natuurlijke of ‘wilde’ bloemen of kruiden, en meer diversiteit in graslengte. Dat is meer geschikt voor allerhande insecten en andere ‘kleine beestjes’, die het in het algemeen niet goed doen. De aanwezigheid van die kleine beestjes is dan weer goed voor zwaluwen en andere insecteneters, maar ook voor minder algemeen ‘klein grut’ dat juist op deze (zeldzamere) gras- en bloemdiversiteit floreert: boktorren, krab- en wespenspinnen (totaal ongevaarlijk trouwens), enzovoort…

Maar wordt je gazon ook effectief bloem- en faunarijker door gewoon deze meimaand niet te maaien? En ook: is dit wel altijd de meest effectieve werkwijze? We plaatsen hierbij graag enkele kanttekeningen en geven bijkomend advies.

Laat ons wat paardenbloemen...

Eerste voorwaarde is uiteraard dat je de juiste ingesteldheid hebt, maar we mogen aannemen dat dit het geval is als je dit artikel leest. Het komt er voornamelijk op neer dat je een zekere vorm van wildigheid, en spontaneïteit of toeval in je tuin toelaat of zelfs omarmt. In essentie: laat die paardenbloem gewoon even bloeien, al vind je die nu niet moeders mooiste. Dat hoeft daarom niet overal te zijn, maar weet dat het zaad van de zaadbollen achteraf voor 99,9% bij de (verre) buren terecht komt, en een even groot aandeel in je tuin zo ook van elders komt overwaaien. Je tuin gaat dus niet meteen een gele zee worden. De zaden van de meeste wilde bloemen of kruiden komen spontaan van elders, of zitten al jaren in de zogenaamde zaadbank in de bodem onder de dichte grasmat te wachten tot ze de kans krijgen om door voldoende licht en warmte hun kop op te steken. Voornamelijk in maart en april zijn paardenbloemen een uiterst belangrijke voedselbron voor de vroegvliegende hommelkoninginnen en sommige wilde bijen.

‘Maai Mei Niet’ hoef je niet meteen letterlijk te nemen

Het ideale tuin- en gazonbeheer hangt af van de uitgangssituatie waarvan je vertrekt. Heb je een dichte gazon-grasmat die geregeld bemest is geweest de voorbije jaren? Is het een recent aangelegde, of eerder een ‘gerijpte’ grasmat met dus al diepe wortels? Zit je op een zandige grond of eerder op een kleiïg-lemige bodem, en is deze grotendeels zonbeschenen of eerder beschaduwd?

De meest essentiële voorwaarde om ‘van nature uit’ tot een meer natuurrijke gazon te komen, is dat er, zoals gezegd, ruimte ontstaat opdat in de bodem ‘slapende’ of via wind aangevoerde zaden kunnen kiemen. Dat betekent dat je de wortelzone ‘voedselarmer’ moet zien te krijgen, of nog, stikstofarmer. Dat laatste kan je enkel bereiken door absoluut het maaisel van je gazon af te voeren bij het maaien. De door het gras uit de bodem opgenomen voedingsstoffen (stikstof, fosfaten…) kunnen enkel op deze manier worden verwijderd. Via regen wordt je tuin al met 20 kg(!) stikstof per ha aangerijkt of bemest, zonder afvoer wordt je tuin dus enkel voedselrijker. Door het maaisel af te voeren, zal je grasmat minder ‘dicht’ worden, én de grassen gaan minder hard groeien en worden minder hoog. Van nature worden ze dan vervangen door ijlere en kortere grassoorten (struisgras, reukgras…). Het is dus goed mogelijk dat je een eerste of tweede jaar best veel maait (ook in mei indien nodig!) tot je merkt dat de groeikracht van het gras beduidend is gedaald en de grasmat dunner wordt. Een tuinrobot of maaier die het maaisel versnipperd achterlaat is dus absoluut uit den boze – toch op dat deel van je gazon dat je wenst te ‘verwilderen’. Dat gras leg je gewoon ergens op een hoop om natuurlijk te laten verteren. De kleine brandnetelruigte die errond ontstaat is goed voor de rupsen van de vlinder Dagpauwoog en nog vele andere soorten. De ‘Maai Mei Niet’-slogan kan zeker een goede richtlijn zijn als je tuin al voeselarmer of ‘schraler’ is, maar ook dan: elke startsituatie is verschillend. ‘Maai mei niet’ staat dus eerder voor ‘houd het her en der allemaal wat minder steriel-netjes en laat enige wildige spontane natuurlijkheid in je gazon toe’. Dit geldt zeker ook voor de zogenaamde ‘kantjes’: laat het gras er opslaan, zeker een halve meter breed. Spinnen en andere kruipende ‘beestjes’ vinden daar een toevluchtsoord bij het maaien. Er is toch geen verschil met die leuke franjes aan je broek of kleed, tapijt of gordijnen? En wil je het toch allemaal wat ‘in toom’ houden, doe het dan liefst gefaseerd:-je laat de helft staan en maait enkel deze bij een volgende beurt.

Wees creatief en geniet van de verrassingen

Bloemenzaad inzaaien in je gazon zal in de meeste gevallen weinig of geen effect hebben: na een jaar of twee zullen de bloemen meestal verdwenen zijn. Je kan dan beter zelf in de natuur geoogste plantzaden van Margriet of Knoopkruid in een nabije bloemborder plaatsen: die zullen zich dan wel verder spontaan uitzaaien in je gazon als de toestand daarvoor geschikt is. Maar ze zullen evengoed spontaan van elders komen. Uiteindelijk is het prettigste dat je jaar na jaar nieuwe soorten ontdekt en verrast wordt door de bloemen die je gazon als een aangenaam plekje ervaren. Dat kan soms even duren, soms met een tussenfase met veel witte klaver en nog weinig gras: ook deze fase verdwijnt echter weer als je niet te kort maait. Witte klaver is trouwens ook een gedekte tafel voor later vliegende hommeltjes.

De natuur laat zich niet ‘vangen’ door onze ingrepen, maar met deze tips zijn we er wel van overtuigd dat je tuin zo meer kansen biedt aan een grotere waaier aan soorten. En zie je niet meteen meer bijen? Ook sprinkhanen, allerhande kevers en (nacht- en dag-)vlinders profiteren ervan en laten zich graag bewonderen.

© RLZH
© RLZH